Magneet voor vandalen

Herman Heijermans van Joseph Mendes da Costa in het Leidsebosje

standbeelden Mendes da Costa Foto: Lida Goede

Toneelschrijver Herman Heijermans (1864-1924) staat er weer keurig bij in het Leidsebosje en dat is mooi, want het beeld is weinig rust gegund. De laatste keer dat vandalen zich eraan vergrepen, was drie jaar geleden: de forse neus eraf, de mond beschadigd.
Maar het is niet zeker dat men daarna de handen thuis heeft gehouden, dit soort narigheid haalt de krant niet altijd.

De buste, gemaakt door Joseph Mendes da Costa (1863-1939), is met particulier geld betaald. De linkse publicist A.B. Kleerekoper, schrijver van Oproerige krabbels in dagblad Het Volk, nam het initiatief, wethouder Floor Wibaut was voorzitter van het comité van aanbeveling. In juli 1929 zou het beeld worden onthuld, in het Vondelpark, maar Mendes da Costa schoot niet erg op en zo heeft de sokkel er maanden lang nutteloos gestaan.

Na de onthulling riep het snel agressie op. Heijermans was Jood en rood en dan vraag je erom zullen we maar zeggen. En vaak was die neus het doelwit.

In 1934 werd de kop dermate gemolesteerd dat Mendes da Costa een nieuwe moest maken. Die ging naar het Leidsebosje, vanuit de gedachte dat het daar drukker was en de kop er dus veiliger zou zijn. Dat was niet zo. Op 31 januari 1939 bijvoorbeeld was er weer een pot met verf, en rond het beeld waren papieren hakenkruisen gestrooid.

Hier zat een groepje achter dat zich De IJzeren Garde noemde. En de politie hield het clubje in de gaten. Op 19 april 1939 waren er Statenverkiezingen en één van die IJzeren Gardisten, N. Look, zou van plan zijn in zijn stembiljet een in zwavelzuur gedrenkt lapje te vouwen. Dat spul zou de biljetten in de stembus aantasten. Het kwam niet zover, hij werd op het stembureau in de Nieuwe Looiersstraat gearresteerd. Bij zijn verhoor kwam de aanslag op het beeld ook ter sprake.

In mei 1940 werd de kop na de zoveelste vernieling weggehaald en opgeslagen. Wellicht vreesde men dat restaureren door de bezetters als provocatie zou worden gezien.

Na de oorlog kreeg Mendes da Costa's leerling Frank de Miranda het verzoek het beeld te vervangen. Dat was onmogelijk, vond hij, doordat het gipsmodel er niet meer was.

Eind jaren vijftig werd een nieuwe poging gedaan, onder toezicht van De Miranda en stadsbeeldhouwer Hildo Krop. Die ging niet best. Maar waarachtig, steenhouwerfirma Van Tetterode lukte het wel. En sinds 1 juni 1964 staat Heijermans weer in het Leidsebosje. Meesttijds met, maar soms zonder neus.

Enigszins wonderlijk is de rol van De Miranda. In het Amsterdams Beeldenboek schrijft Mieke van der Wal dat hij na die mislukking kort na de oorlog gevraagd had het oude beeld te mogen houden anders zou het misschien verloren gaan en dat mocht. Hij emigreerde naar Israël en nam het mee. Na zijn terugkeer, in 1953, verkocht hij het aan het Stedelijk Museum in Schiedam. En dat verkocht het in 1957 aan... het Amsterdamse Stedelijk.

Handige man, De Miranda, beeld cadeau vragen, krijgen en verkopen. Minder handige stad, beeld weggeven en het tien jaar later terugkopen.

29 juli 2010

Streetview