"Hij pikte de balletjes uit m’n soep, zij gaf nieuwe"

Peter de Lang (1953) maakte niet alleen zijn grootouders mee, maar ook zijn overgrootouders. Jan Elias (1889) en zijn vrouw Anna Eijking (1888) woonden in een boerderijtje aan Osdorperweg.

"Ik noemde mijn overgrootouders ook gewoon opa en oma, daar had ik er dus een boel van. Opa Elias was al op z n negentiende vader en de generaties daarna waren er ook nogal snel bij. Opa heeft oma leren kennen in een bioscoop in de Jordaan, waar ze vandaan kwamen. Hij was daar operator, zij liep met zo n dienblad aan haar nek om snoep te verkopen.

Opa is ook nog groenteventer geweest. Het verhaal gaat dat hij zodra hij wat verkocht had, met dat geld eerst naar zijn vrouw rende om het af te geven. En dan weer terug naar de kar. Het grootste deel van zijn leven heeft hij gewerkt in het magazijn van de kruideniersfirma Wijnbergh, die had meerdere zaken in de stad. Zijn dochter, mijn grootmoeder, ging later ook in een van die winkels werken.

Ik heb ze alleen meegemaakt op hun boerderijtje aan de Osdorperweg. Veel land zat er toen al niet meer bij, maar nog wel een forse moestuin. Die leverde heel wat op en oma Elias weckte, Ik weet nog van potten vol kruisbessen. En er waren kippen, minstens honderd. Nog steeds als ik in een kippenhok kom, doet de lucht me aan hem denken. Hij had door de hele stad klanten voor de eieren, en hij bracht ze rond op de brommer. Zo kwam hij ook bij ons in de Jan van Galenstraat. De eieren werden gewikkeld in kranten afgeleverd. Hij had een speciale manier van inpakken, ik kan me niet herinneren dat er ooit één gebroken aankwam.
Van de bezoekjes aan opa en oma herinner ik me vooral de soep en het kaarten. Waren er vier mensen bijeen, dan werd er geklaverjast. En de soep, groentesoep natuurlijk, met balletjes. Opa haalde de klassieke grap met mij uit. Hij wees naar iets, riep kijk daar eens, en als ik dan keek haalde hij razendsnel mijn balletjes uit mijn soep. Dat doen veel opa's, maar opa Elias at die balletjes van mij metterdaad op. Daar kon ik heel boos om worden toen ik heel klein was, tot huilen aan toe. Maar oma regelde dat door mij nieuwe balletjes te geven.

Het was er een ideale speelgelegenheid, je kon er ravotten, in bomen klimmen.

Na de dood van oma ging opa stug door met het bezorgen van eieren. Totdat hij, rijdend op de Osdorperweg, linksaf wilde slaan naar zijn huis. Hij had geen richting aangegeven, en werd aangereden door een achteropkomende auto. Hij brak z n been zo lelijk, dat dat moest worden geamputeerd. Nog in het ziekenhuis zei hij dat de kippen direct allemaal weg moesten.Verder vond hij het maar raar dat die auto hem had aangereden. Hij ging daar toch immers altijd linksaf?

Ik was zijn oudste achterkleinzoon. Na mij volgden nog elf of twaalf jongens, en niet één meisje! Toen de elfde achterkleinzoon was geboren, werd op zijn verjaardag een foto gemaakt van hem met tien van de elf.

Hij loofde toen honderd gulden uit voor de eerste achterkleindochter. Dat heeft hij helaas niet meer meegemaakt, maar toen ze alsnog werd geboren kregen mijn oom en tante toch die honderd gulden, van opa s oudste zoon.

16 november 2009