Het was helemaal niet moeilijk

Karel Wasch (1951)

'Wij woonden op het Olympiaplein, niet ver van de mms, de middelbare meisjesschool, in de Gerrit van der Veenstraat. En daar begint het verhaal."

karel wasch Foto: archief Karel Wasch
"Ik was 14, er begon wat bij mij te ontwaken. Mijn oudere broer ging naar een feestje op die mms. Daar had je wel een introductie voor nodig. Ik wilde met hem mee. Dat mocht ook wel van mijn broer, maar ik moest zelf maar naar binnen zien te komen. En zo stond ik daar voor de deur, nogal onwennig. Een vriend van mijn broer vroeg aan me: 'Heb je je luier nog aan'? Een nogal denigrerende opmerking. Maar daarna vroeg hij meteen: 'Wil je naar binnen'? En dat wilde ik."

"Als ik nou onder een wc-raampje ging staan, dan ging hij naar binnen en zou hij vanuit die wc mij een kaartje aanreiken. Die muur met dat wc-raampje erin was van de weg afgescheiden door een plantsoen met struiken en ik moest in dat plantsoentje staan, dat oogde wel wat ongemakkelijk. Maar na een tijdje, ja hoor, er kwam een hand uit het raam met een kaartje erin. En met de controlestrook er nog aan, anders had ik er nog niks aan gehad."

"Het feest was in de kelder, slecht verlicht, erg benauwd en met een paar enorme boxen. Daar schalden The Beatles uit, Love me do, She loves you, I wanna hold your hand."

"Ik had wel gehoord dat je op zo'n feest een meisje ten dans moest vragen. Dat had ik nog nooit gedaan. Ik stierf duizend doden. Ik heb eerst gekeken hoe andere jongens dat deden. Die zeiden niet: 'Wil je met me dansen', maar alleen maar 'dansen', op een vrij dwingende toon."

"Dat deed ik ook bij een meisje, dat Iris bleek te heten. We hebben vrijwel de hele avond gedanst. En omdat het zo vol was, moest dat meteen nogal dicht tegen elkaar aan."

"Probleem was: ik moest om elf uur thuis zijn. Een afgang van je welste natuurlijk, maar ik heb het toch maar gezegd. Ze reageerde er heel leuk op, we zijn samen weggegaan. Op het Olympiaplein lag de sintelbaan er erg romantisch bij, in het maanlicht. Nu moet ik haar zoenen wist ik, dat had ik ook wel eens gehoord. Ik zei: 'Ik vind je ontzettend leuk', een erg sterke zin vond ik zelf. Ik boog me voorover, En we zoenden. Het was helemaal niet moeilijk."

"Voor haar deur spraken we af dat ik haar de maandag erop zou afhalen van school. Dat heb ik geweten. Al haar mms-vriendinnen stonden voor de ramen van de school. Ik had nog m'n mooie jasje aan gedaan, zo'n kraagloos Beatlejasje van corduroy. Zij droeg ook iets moois, van ontwerper Courrèges geloof ik althans, daar deed het aan denken. We wandelden en ze vroeg 'Hou je van mij'? Ik zei ja. En zij: 'Hoe vaak zul je dat al niet gezegd hebben'. Dat vond ik een merkwaardige opmerking, plechtig, ouwelijk, een beetje uit een film of een boek. Ik had het natuurlijk helemaal nooit tegen iemand gezegd."

"Maar binnen een paar dagen hadden we dus een verhouding. Die heeft een halfjaar geduurd, denk ik. Ik leerde een ander meisje kennen, die was wat knapper, meer vrijgevochten, had leukere ouders en een mooiere kamer. Ik wilde het telefonisch uitmaken met Iris, maar mijn vader, die advocaat was, vooral in echtscheidingszaken, vond dat onfatsoenlijk. Ik ben naar haar toe gegaan. Tranen natuurlijk."

"Ik heb haar nog wel gegoogeld. Ik ken nog een Iris, met dezelfde achternaam, en die heeft behoorlijk wat hits. Maar mijn oude Iris heb ik nooit meer teruggevonden."

27 juni 2011