Ter ere van de eerste Winkler Prins

De zuil op het Frederiksplein van André Volten

standbeelden Andre Volten Foto: Lida Goede

Hij staat nog in mijn kast, de complete Winkler Prins, vijfde druk, van 1935. Een curieus naslagwerk: de laatste alinea over Hitler en het Nationaal Socialisme eindigt met de waarschuwing dat "de te groote ijver waarmede men de idealen wil verwezenlijken, kan leiden tot een gevaarlijk experiment." De delen staan vol aantekeningen van mijn leergierige grootvader.

Antony , of Anthony, met die h wordt wat aangemodderd Winkler Prins (1817-1908) is de grondlegger van de eerste Nederlandse encyclopedie. Tussen 1869 en 1882 schreef hij er de zestien delen van.

Het eerste deel van zijn Woordenboek voor Wetenschap en Kunst, Beschaving en Nijverheid, van A tot Angostura, verscheen in 1870, en toen dat honderd jaar geleden was, werd een monument voor hem onthuld op het Frederiksplein. Het is een zuil van schijven, aangeboden door uitgever Elsevier en gemaakt door André Volten (1925-2002). De knakenzuil wordt het beeld wel genoemd, om die opgestapelde schijven, maar ongetwijfeld vooral omdat het beeld vlak bij De Nederlandsche Bank staat.

De achtergronden had Volten me haarfijn kunnen uitleggen. Ik heb hem een keer uitgebreid gesproken, in 1998, naar aanleiding van de dertien zitelementen die hij had gemaakt voor het toen geheel vernieuwde Mercatorplein.

Volten bleek een verre van zweverig kunstenaar te zijn. Als betrof het geen kunst, maar exacte wetenschap, legde hij me uit waarom die elementen eruitzagen zoals ze eruitzagen en waarom ze precies op die plekken op het plein stonden en niet ergens anders. Het was een fascinerende beschouwing, geheel overtuigend, een dermate sluitend verhaal dat ik zelf ook tot de conclusie kwam: het kon ook helemaal niet anders met die zitelementen.

Door de vanzelfsprekendheid van een en ander vond ik het niet nodig aantekeningen te maken. Op de terugweg in de bus realiseerde ik me dat ik nauwelijks iets van zijn verhaal kon reproduceren. Maar geniaal was het.

Prins was niet van adel; hij vond het kennelijk wel chic de naam van zijn moeder aan die van zijn vader toe te voegen. Overigens was hij helemaal geen gewichtigdoener. De apothekerszoon uit Voorst studeerde natuurwetenschappen in Utrecht en ging aan het Doopsgezind Seminarie theologie studeren. Daarna werd hij predikant, eerst in het Friese Tjalleberd, en van 1850 tot 1882 in Veendam. En in die periode schreef hij dus aan zijn levenswerk. Hij voelde zich daar nogal schuldig over; hij verwaarloosde zijn gemeente en hij nam er dus afscheid van. Tot zijn 86ste bleef hij aan het werk, schrijven over economie, natuurkunde, geloofszaken, vooral in de Delftse Courant.

Zo rond zijn tachtigste schreef hij: "Als ik mocht overlijden, dan mogen mijn vrouw en kinderen weten dat ik een lang en gelukkig leven heb gehad." Op zijn sterfdag vond zijn dochter een briefje: "Het bericht van mijn overlijden moet alleen maar geplaatst worden in de Nieuwe Veendammer Courant." En wie op zoek wil naar een beeld van Winkler Prins dat wél lijkt, kan daar, in Veendam, terecht.

17 mei 2010

Streetview