Pianomuziek en de geur van soep

Petra Nienhuis (1966) groeide haar eerste tien jaar op bij haar grootouders. Samen met haar moeder woonde ze in bij Henk Hardebol (1904) en zijn vrouw An Ooievaar (1907) in Noord.

"Opa was pianoleraar, muziekleraar aan een middelbare school, dirigent van het kerkkoor en kerkorgels van de Ritmiek. Ik ben onder de vleugel opgegroeid zal ik maar zeggen.

In Noord was hij een bekendheid. Als ik met hem in de bus ging, werd hij gegroet dag meneer Hardebol , als hij me kwam ophalen bij de kleuterschool werd hij gegroet door ex-leerlingen en als we in het park de eendjes gingen voeren werd hij weer gegroet. Ik vond het heel gewoon.

Het was heel veilig bij opa en oma. Als ik s ochtends wakker werd, rook ik de soep al die stond te trekken voor tussen de middag. Allemaal heel zorgzaam.

Opa en oma waren dol op elkaar. Zij kneep hem wel eens plagerig, dan holde hij weg en dan zag je ze achter elkaar rondjes rennen rond de salontafel. En hij maar roepen An, niet doen, niet doen . Heel vertederend. Van hen heb ik geleerd dat het heel leuk is om harmonieus bij elkaar te zijn. Het was de tijd van de losse moraal, dat merkte ik ook wel als ik bij klasgenootjes kwam die in de wijk Plan van Gool woonden. Daar was bij opa en oma geen sprake van: rust, reinheid en regelmaat. Dat heb ik zeer leren waarderen en eigenlijk hou ik me daar met mijn gezin nog wel enigszins aan.

Ik werd op handen gedragen, oma noemde mij een godsgeschenk. En opa was een strenge pianoleraar, maar niet voor mij. Andere leerlingen kregen op hun kop als ze niet geoefend hadden, ik niet.Het was een katholieke omgeving. Bidden op mijn knietjes voor het bed. Mijn moeder was allang van haar geloof gevallen, maar daar had ze geen enkel bezwaar tegen. Opa was ervan overtuigd dat hij meteen in de hemel zou komen, voor hem geen vagevuur. Hij was immers goed geweest voor iedereen, voor zijn kinderen, voor zijn naasten. Nee, daar maakte hij zich geen moment zorgen over. Oma wel. Ze is vorig jaar gestorven, ze is honderd geworden. Aan het eind van haar leven zag ze nog tegen dat vagevuur op. Opa wilde nooit naar het ziekenhuis, hij was ervan overtuigd dat je daar in een kissie uitkomt zoals hij zei. En zo is het ook gegaan.

Oma vertelde vaak over vroeger. Hoe opa in de oorlog op boerderijen voor voedsel pianoles gaf. En hoe zijn droom een beroemd pianist te worden, in de kiem was gesmoord. Hij gaf een uitverkocht concert in het Concertgebouw. Een tussenpersoon ging er met het geld vandoor en hij heeft er vijf jaar over gedaan om dat terug te verdienen. Zo lang moest oma ook op hem wachten voor ze konden trouwen. Rijk zijn ze nooit geworden, maar onder die vermoorde droom hebben ze niet erg geleden. Ze waren gelukkig.

In de loop naar de kroning op Koninginnedag 1980 werd grootvader – opa mocht ik hem niet noemen, dat vond hij een vreselijk woord ongerust. Hij woonde vlak bij het hoofdbureau en had de sirenes van en naar de Vondelstraat gehoord evenals de bijna continu boven de stad aanwezige helikopters. Daarbij waren er de oproepen in de stad: Geen woning geen kroning . Hij putte moed uit Het Parool, waarin kraker Kees meldde dat ze op 30 april gewoon gingen doen wat ze altijd deden, namelijk kraken. Het zal wel rustig blijven Martijn, het staat in de krant , zei hij. Maar in zijn stem klonk onrust.

21 december 2009