Klerkje

'Je kunt het zo gek niet bedenken of ik ben er géén lid van,' zei historicus Jaap Meijer, vader van Ischa, ooit. Ik ben lid van de Lira in Hoofddorp, en daar heb ik me nooit voor aangemeld. Het is de vereniging die de leengelden van de bibliotheken naar schrijvers en vertalers doorsluist. Wie ooit een boekje heeft gepubliceerd, wordt automatisch ingeschreven. Dat is mooi; daardoor kreeg ik ook een paar guldens van de 14 miljoen die vorig jaar te verdelen waren.

halbo c. kool Fotograaf onbekend: Halbo C. Kool
En ik krijg hun bulletin. Hoogtepunt daarvan is de lijst van spoorloze auteurs. Er ligt een bedragje op ze te wachten, maar ondanks `vele pogingen' kon het bureau de schrijvers niet achterhalen. Ik ben wat gaan Googleën. Op internet zoeken naar A. Bos leek me een inderdaad een zware opgaaf, maar Katrien Bryland - zo'n naam moet toch te vinden zijn? Ja hoor: te bereiken via haar krant, De Morgen.

Jeanne Bunxting blijkt een invloedrijk publiciste op het gebied van yoga op het eiland Paros, met een telefoonnummer in Amsterdam. Ireen van der Endt schrijft over wereldmuziek, te contacten via muziekcentrum De IJsbreker. En stripkenner Eddy Echternach heeft een eigen website. Dat was de oogst van tien minuten internet. Wordt het bureau bevolkt door bejaarden zonder pc? Nee, want die zouden wél op het spoor komen van Theo Koomen, Esteban Lopez en Theo Joekes. Alle drie erg dood overigens, maar ook dat is de Lira ontgaan.

De Lira is ook op zoek naar Halbo C. Kool. Dat nu was een dichter die in 1930, 23 jaar oud, een sensatie was. Zijn debuut, De Tooverformule, werd algemeen als geniaal beschouwd. De carrière die daarop volgde zou voor menig sterveling best aanvaardbaar zijn: literaire vertalingen en veertien Maigrets in het Nederlands, nu en dan een bundeltje, maar het was niet denderend voor het wonderkind dat Kool ooit was. Hij pleegde in 1968 zelfmoord.

Later schreef Lennaert Nijgh nog een prachtig lied over `dat bleek Titaantje met een veel te wijde broek': `Want een wonderkind van 50 voldoet niet aan zijn plicht, hij had niet ouder mogen worden, hij heeft de wereld opgelicht. Ach een wonderkind van 50, dat is immers geen gezicht. Dus om consequent te blijven deed-ie zelf het boek maar dicht.' Feitelijk klopt het liedje niet helemaal: Kool werd geen 50, maar 61. `Ze hebben hem op z'n kamertje gevonden met een briefje aan zijn kinderen in zijn hand,' zingt Boudewijn de Groot, maar dat is niet zo: hij werd gevonden in een sloot bij Kortenhoef, en niks geen briefje. Daarom kunnen we slechts speculeren over zijn motieven.

Dat deed Jeroen Brouwers in zijn boek De laatste deur. Kool had nogal gekoketteerd met `zijn vrienden': `Hennie' Marsman, `Eddie' du Perron en `Menno' ter Braak. En toen verscheen hun correspondentie. Marsman noemde hem helemaal niet; Du Perron had het over `gelul van Halbo C. Kool', vond hem `een domme jongen' en `een lul-van-blanus'; Ter Braak hield het eenvoudig bij `klerkje'. Misschien was dat te veel voor de arme Halbo C. Kool. Maar in Hoofddorp ligt wel een tientje voor hem klaar.

Ongedateerd