Het tienermeisje en de kunstenaar

Annemarie Oster (1942)

'Ik woonde bij pleegouders in Amersfoort, het zal 1956 of 1957 zijn geweest, en ik verlangde naar Amsterdam. Daar speelde alles zich af, toneel, film, poëzie. De dichter Hans Lodeizen, op hem was ik verliefd. Ja, die was toen al dood, ik was wel meer verliefd op doden. Ook op Chopin. Ik had de film A song to remember gezien, met Cornel Wilde. Dat bloed op die toetsen.... Chopin had tb, een extra reden om verliefd op hem te zijn."

ramses shaffy Foto: archief Annemarie Oster
"Ik zat in de Stadsschouwburg, rond de jaarwisseling. De Gysbrecht dus. Een onzeker meisje dat een interessant type wilde zijn, met rode queenies aan de voeten en een tafzijden donkerblauwe jurk aan want die was bijna zwart en dat stond existentialistisch. Maar klein bleef ik. Ik had eerst nog een tijd in de toiletten doorgebracht om in de spiegel te kijken of ik er nog was. Wat vond ik mezelf lelijk.''

"Mijn vader, Guus Oster, was directeur van de schouwburg en mijn moeder, Ank van der Moer, speelde die avond Badeloch. En ik verveelde me te pletter natuurlijk. Maar zodra Ramses Shaffy opkwam niet. Hij speelde Arent, de broer van Gysbrecht, en diezelfde avond ook nog Kloris in Kloris en Roosje. Die mooie mediterrane figuur in boerenkiel met een pet op en op klompen. Bijna ironisch."

"En daarna de jaarlijkse receptie. Ik zal wel met mijn vader en moeder hebben gepraat, maar Ramses, hij was een jaar of 23, verscheen. Hij vroeg mij ten dans, hij zwierde met mij rond door de foyer. En hij zei: 'Weet jij dat je later een verdomd mooie vrouw zult worden?' Die zin heb ik in m'n hoofd geprent."

"Hij sleepte me mee door de gang. Langs die portretten van grote acteurs en actrices, zo de donkere schouwburgzaal in. Vlak bij de loge nam hij me in zijn armen en gaf mij mijn eerste kus. Natuurlijk kreeg ik wel eens kussen op mijn wangen en op mijn mond, maar dit was met een tong erbij. Ik wist helemaal niet dat zoiets bestond."

"Drie jaar ben ik verliefd op hem geweest, grotendeels uit de verte. Mijn vader was nog langsgekomen in zijn Chevrolet, reed met mij door de lanen van Amersfoort om mij te waarschuwen tegen alle gevaren die dreigden. Zelf was hij trouwens een enorme schuinsmarcheerder."

"Ik kreeg nog een brief van Ramses, in een oudroze envelop. Hij schreef dat we later, heel veel later, nog zouden denken aan die avond in de Schouwburg. 'En we zullen het heel lang geleden vinden'. Beetje pathetisch, alsof hij het zo uit een of ander toneelstuk had geplukt. Ik kwam hem in die tijd ook wel eens tegen, dan was ik verlamd van verlegenheid. Bij hem thuis draaide hij een plaat voor me, You don't know what love is, van Billie Holiday. Ik had gehoord dat hij inmiddels met Joop Admiraal was, homoseksualiteit, ook weer zoiets nieuws voor me. 'Maar liefje', zei Ramses, 'mijn vader is een Egyptenaar'. Dat volstond als verklaring."

30 mei 2011