De huismuzikant

Ketelbinkie was van ons

'Frans van Schaik was van ons en Frans van Dusschoten ook,' zegt een voormalig CPN'er die zich weliswaar geen communist meer noemt, maar het gewoontegetrouw heeft over 'ons' en 'wij'. Artiesten waren 'van ons' of 'niet van ons' en de meesten behoorden uiteraard tot de tweede categorie.

Lion Contran Fotograaf onbekend: Frits Lambrechts
En ook al waren ze 'van ons', dan wilde dat niet zeggen dat we met overtuigde communisten hadden te maken: Van Schaik (Ketelbinkie) en Van Dusschoten, maar ook mensen als Bueno de Misquita en Albert Mol traden nu en dan op voor een 1 meibijeenkomst of een Waarheidfestival. Daarvoor werden ze over het algemeen gewoon betaald, maar toch gaf zo'n optreden blijk van moed want contacten met de CPN droegen zelden bij tot een succesvolle loopbaan.
Hun repertoire had geen enkele politieke betekenis, wat dat betreft sloten ze vooral aan bij de 'arbeideristische' zang- en cabaretcultuur die de CPN erop nahield, naast een folkloristische (volksliedjes, liefst Oost-Europees) en een strijdvaardige.

Ber en Uut Hulsing waren representanten van die laatste groep, zoals we in een vorige aflevering zagen, en ook een pianist als Lion Contran. Contran begeleidde communistische koren, componeerde de liederen van de beweging en recenseerde muziekuitvoeringen voor De Waarheid. Tot in de kleinste plaatsjes verzorgde hij de samenzang voor en na de communistische sprekers en hij had altijd, schrijft de historicus Ger Harmsen, 'een stemvork bij zich om een verwaarloosde piano nog iets op toon te brengen'.

Contran kreeg bij zijn overlijden in 1958 een officiële 'partijcrematie'. Op het partijgebouw Felix Meritis hing de vlag halfstok.

Contran heeft het nooit tot een grammofoonplaat gebracht, hij drong in de Koude Oorlog niet tot de buitenwereld door en het eigen communistische label Pegafoon kwam pas na zijn overlijden van de grond. Het Jiddisch cabaret van Jossie en Jacques Halland maakte wel een Pegafoon-plaatje, waarop ze behalve drie Jiddische liedjes ook een Nederlandse tekst over de jodenvervolging zongen: 'Kleine Cohen, Kleine Polak en De Beer'. De Hallands hadden van 1959 tot 1982 een cabaret in de De Clercqstraat. Ze zijn nooit lid geworden van de partij, maar staken hun sympathie niet onder stoelen of banken. Dat de partij in 1963 losser van de Sovjet-Unie kwam te staan (Halland nu: 'Toen dus gekozen werd voor China') kwam het contact tussen de partij en de Hallands niet ten goede. Jacques Halland, die nu zijn vrouw is overleden optreedt met Marika Nardi, is zijn illusies nog niet verloren. 'Ik zag het communisme in de Sovjet-Unie als een experiment. Dat is mislukt, het wachten is op een nieuw experiment.'

Ook de eerste plaat van Frits Lambrechts, gemaakt op verzoek van Pegasusdirecteur Jan van Seggelen, verscheen bij Pegafoon. Lambrechts maakte door de jeugdbond ANJV - 'Ik wist niet eens dat er andere jongerenorganisaties bestonden' - kennis met de CPN. Hij zou in de jaren zestig niet veel minder dan de huismuzikant van de partij worden. Op zijn plaatje was 'een romantisch geval' te horen, De Torens van Amsterdam, een protest tegen de toenmalige bondskanselier Adenauer - 'Ein zwei drei' - en het Volkellied, dat hij met Bram IJzerman had gecomponeerd. Het lied werd aangeheven bij de 'Volkeltochten', jaarlijkse demonstraties tegen de opslag van kernkoppen in onder meer Volkel waaraan weer uitsluitend communisten deelnamen. Terzijde, communistische jongeren droegen in die periode, halverwege de jaren zestig, een button met het bekende bande-bom-teken. Grote delen van jong links Nederland droegen dat vignet in zwart-wit, de communistische jeugd in rood en blauw. Het verschil tussen beide werd door niet-communistisch links haarfijn aangevoeld, de communisten leken niet te begrijpen dat ze zich daarmee duidelijk isoleerden.

Lambrechts beschouwde Felix Merites 'als huiskamer'. Hij praatte wat, hij zong wat, hij pingelde wat voor zich uit. 'Ik had niemand die mij iets kon vertellen, ik moest het helemaal zelf leren.' Lambrechts zou decennia lang cabaret maken, meestal onmiskenbaar links georiënteerd. De partij, die zich graag met veel bemoeide, heeft zich nooit met de inhoud van zijn programma's beziggehouden. 'Wie zou dat moeten doen, in de partij wist toch niemand iets van cabaret? ' Maar toch: 'Ik voerde wel constant in mijn hoofd een onhoorbare dialoog met de arbeidersbeweging.' Zelden heeft een links kunstenaar het begrip zelfcensuur zo charmant geformuleerd.

Lambrechts brak door dankzij Jaap van de Merwe, die in Felix repetitieruimte had gehuurd en hem piano hoorde spelen. 'Nee, dat plaatje kende hij niet, dat kende niemand buiten de partij.' Van de Merwe nam Lambrechts op in zijn kleine gezelschap. Lambrechts: 'We hebben nog een keer op een partijbijeenkomst gespeeld, waarbij Van de Merwe een parodie zong op zo'n Russisch volkswijsje over een rammelende tractor die de oogst binnenhaalt enzo. Het kon wel, het was in de tijd dat we de Sovjet-Unie niet meer volgden, maar toch ging er een siddering door de zaal.' En bestuurder Joop Wolff zei later: 'Het is toch niet leuk als je buitenstaanders zulke dingen hoort zingen.'

Lambrechts werkte ook nog met Wim Kan. En hoewel Kan duidelijk anticommunist was, waren de communistische voorlieden trots dat hun Frits het zo ver schopte. Lambrechts: 'Kan stond boven de partijen. En dat hij ook naar rechts trapte, dat was heel wat, daardoor werden zijn trappen naar links hem vergeven.'

Geleidelijk aan kregen de wat minder politieke kanten van Lambrechts een kans. Een aardige illustratie van die overgang is op de laatste plaat van Pegafoon te horen, uit 1979. 'Voor ieder die zichzelf respecteert'. De titelsong is van Lambrechts en nog van dik hout:

Maar een ieder die zichzelf respecteert
kan een gevoel van walging nauwelijks
onderdrukken
hoe men daarboven schaamteloos manipuleert
om voor de eisen van het kapitaal te bukken.

In zijn voor Sylvia Alberts geschreven lied over een werkloze man - 'in de kracht van zijn leven heeft men hem ontslag gegeven' - staan kunstmatige en bijna socialistisch-realistische rijmen. De man komt er dankzij het actievoeren psychisch weer een beetje bovenop, er ligt nu in huis een grote stapel kranten van het werklozencomité, hij doet sinds kort actief aan het verspreidingswerk mee. Maar het bevat ook een zinnetje als: Laatst hebben we weer overdag gevreeën, op klaarlichte dag, iets wat we alleen maar 's avonds deden. En dat was nieuw in dit milieu en sloot geenszins aan bij de socialistisch-realistische traditie.

Op diezelfde langspeelplaat, verschenen ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de CPN, staat ook een nummer van Ursul de Geer. De bevlogen revolutionair dichtte:

Ik weet we zullen vechten
Ik weet we zullen winnen
We zullen leven en van elkaar houden
En de aarde zal de onze zijn.

Met Ursul de Geer, Herman de Wit en anderen zat Lambrechts in die tijd nog in een groepje dat zich het hoofd brak over de relatie tussen kunstenaar, partij en politiek. Lambrechts: 'Nou ja, daar kon je toen eigenlijk al niets meer over zeggen, behalve dat die kunstenaar vrijgelaten moet worden.'

Van zijn imago zal Lambrechts niet meer loskomen. 'Als ze in een film een geloofwaardige vakbondsjongen zoeken, komen ze bij mij. Ik blijf die gewone man, ook voor het publiek. Mensen spreken me ook snel aan over politiek. 'He Frits, wat moeten we nou met al die buitenlanders? ' Ik zeg: 'Heb je erge last van ze? ' Zeggen ze 'ja'. En ik: 'Goed jongen, dan zorg ik toch dat ze morgen allemaal verdwenen zijn'. Wat moet je anders zeggen? '

19 februari 1994