De eerste slachtoffers van de Koude Oorlog

Artiestenduo Ber en Uut Hulsing

alledaags communisme 01 Foto: onbekend, Artiestenduo Ber en Uut Hulsing

'Ik was achttien. In mijn verliefdheid was geen spoor van erotiek. Ik was uitermate geboeid. Ze had Garbo kunnen zijn.' Het was Uut Hulsing. En de schrijver van deze woorden, Barend Sijtsma, werd verliefd op haar tijdens een van de jaarlijkse Zomerfeesten die het communistische dagblad De Waarheid organiseerde. Sijtsma noemt haar in zijn verhaal Requiem 'een alt, maar dan anders'. Die middag zong ze Spaans Rood; een tango over de Spaanse Burgeroorlog; geschreven door haar echtgenoot Ber, die haar op de gitaar begeleidde.
Rood was de bloem die ik in m'n haren droeg, rood als de eerste mei. Rood was een mond die mij om liefde vroeg. Rood was een hart dat ons beminde, rood was een trotse haat tegen al wat de mensen verraadt.

'De mensen luisterden intens. Zelfs de grofste en stomste koppen waren stilgevallen,' schrijft Sijtsma, die op het moment dat hij het verhaal publiceerde, inderdaad geen communist meer was.

Uut Hulsing moet iets van een femme fatale hebben gehad. In de onlangs verschenen memoires van Ger Harmsen, Herfsttijloos, is zelfs iets van trots te bespeuren als hij vertelt dat de partijleiding hem ervan verdacht een verhouding met Uut te hebben.

Ber en Uut Hulsing waren autoriteiten binnen de partij, daarbuiten hadden ze alleen vlak na de oorlog enige bekendheid. Het duo maakte deel uit van het satirische G. G.-cabaret. Die letters stonden voor 't Gaat Goed, de woorden waarmee men elkaar in de bezettingstijd probeerde op te monteren.

Het cabaret was door de acteur Jan Musch opgezet naar het voorbeeld van Erica Manns Pfeffermuhle. 't G. G-cabaret droeg bij aan veel linkse manifestaties, niet alleen van de CPN.

De groep, met ook onder anderen Hans Tiemeyer, Lion Contran en Ru van Veen, had zo'n succes dat de Vara het gezelschap in 1945 contracteerde voor een tweewekelijks zondagmiddagprogramma.

Dat ging twee seizoenen goed. Toen eiste de omroep dat de groep, waar Musch inmiddels uit was, alle contacten met de CPN of aanverwante organisaties zou doorsnijden. Dan zouden ze nog een forse salarisverhoging krijgen ook.

Ironisch genoeg was het in een Varaprogramma, 'Een middagje stoomradio', uitgezonden in 1977, dat Ber Hulsing over de gebeurtenis vertelde. Tegen dat soort denken hadden ze nou net in de oorlog gevochten - ze weigerden dus.
'We waren een van de eerste slachtoffers van de Koude Oorlog,' vond Ber, want ook de schnabbels van allerlei verenigingen werden afgezegd.

Zoon Frank Hulsing staat nog bij dat Uut wel naar de Avro kon, maar dan mocht ze niet die linkse teksten van Ber zingen. Daar was natuurlijk ook geen denken aan.
De armoede dreigde. Ber: 'We hadden aardig verdiend met het cabaret, maar hadden niet gedacht aan de belasting. We zijn goede vrienden geworden van de deurwaarders.'

De Hulsings werden financieel volledig afhankelijk van de partij. De festivals, bijeenkomsten van de op de CPN georiënteerde Nederlandse Vrouwenbeweging en vooral culturele avonden van de communistische Eenheids Vakcentrale EVC. Ze waren niet de enigen die optraden: tot het circuit behoorden ook Wim Burger, een schilder die zich had ontwikkeld tot sneltekenaar, en Cor Zwart, een conferencier die optrad als 'Sijmen met zijn kreupele rijmen'.

De laatste was, in de woorden van Ber Hulsing, 'een erg fijne jongen uit de arbeidersbeweging'. In de tijd die resteerde werkte Uut als telefoniste bij De Waarheid, want, zegt zoon Frank, 'ze had per slot van rekening een mooie stem'.
Die stem is nog te horen op een EP'tje dat ze maakte op het Pegafoon-label van de communistische uitgeverij Pegasus. Behalve Spaans Rood staat daar ook het lied De Werkster op, over een weduwe die door de week in 'werkhuizen' de kost moet verdienen en op de zevende dag haar eigen boeltje doet. De zinnen zijn gebeeldhouwd:
Ik wil wel kruipen voor mijn werk, maar niet voor een mevrouw. Immers: Je kunt eerder een mevrouw dan een mens zijn.
En het einde:
De maatschappij is net een huis, niet altijd even fris; en boven, helemaal boven, vind je de stofboel waar het meeste werk aan is.

Toen de EVC werd opgeheven kreeg Ber een baan bij de kunstredactie van De Waarheid. Hij vertrok daar, toen er naar zijn zin wat te veel in zijn stukken werd geschrapt. Het was De Telegraaf die hem als eerste belde, maar dat was Hulsing te gortig. Het dagblad Trouw bleek een criticus nodig te hebben en opvallend genoeg had de Anti-Revolutionaire hoofdredacteur Bruins Slot geen bezwaar tegen Hulsing, die toen nog steeds lid was van de CPN. Tot 1975 werkte hij bij Trouw, zonder een centje pijn.

Zoon Frank Hulsing ging, toen zijn ouders scheidden, bij zijn moeder wonen. Maar de contacten met Ber bleven uitstekend - ook in hun huwelijk hadden Ber en Uut elkaar op vrijzinnige wijze niet voor de voeten gelopen. En ze bleven samenwerken.

'Het was meer een kunstenaarsmilieu dan een typisch partijmilieu,' herinnert Frank zich. 'De levenswandel van mijn ouders werd in de CPN wel eens merkwaardig gevonden.'
'Er kwamen wel eens partijfunctionarissen over de vloer. Dat waren wat humorloze types, dat vonden mijn ouders ook, maar daar maakten ze geen punt van.'

'Van de timmerman Kies Bakker heb ik eens een ingelijst portret van Stalin gekregen, om in mijn kamer te hangen. Ik heb het ergens achter een kast geschoven en dat namen mijn ouders me niet kwalijk.'
Van wie had hij dat portret gekregen? Frank: 'Van Kies Bakker. O, zo heette die man sinds hij in zijn dorp kandidaat had gestaan voor de partij. Er stond 'Kies Bakker' op de verkiezingsbiljetten, en sinds die tijd heette hij 'Kies Bakker'. Zo stelde hij zichzelf ook voor.'

'Het enige vervelende van het communist zijn was de armoe. Die partij betaalde bijna niets. Maar altijd werden er boeken gekocht.' Een cultureel gezin, en zo liberaal dat het Frank door zijn vader niet werd kwalijk genomen dat hij in 1960 als jong broekje bij De Telegraaf solliciteerde. Over de CPN is Frank nooit echt opgetogen geweest. Hij is een keer, 'ik geloof op uitnodiging van het zusje van de later bekend geworden zangeres Karin Kent', meegeweest naar een weekend van de jeugdorganisatie ANJV. Dat vond hij maar 'plat gedoe'.

Toch zal het wel via de partijcontacten zijn geweest dat Frank een baan kreeg bij het Russische reisbureau Intoerist. 'Toen kwam in 1968 de inval van de Russen. We waren bang voor een furie als in 1956, we vreesden dat de ruiten van het kantoor zouden sneuvelen.'
'Dus ik bel Kies Bakker voor een paar houten schotten. Maar die was inmiddels politiek ook veranderd. Hij zei: 'Als de Russen in staat zijn Tsjecho-Slowakije binnen te vallen, dan kunnen ze ook wel een plankje voor een raam timmeren'.'

Er is die dag verder niets gebeurd, maar toen Frank naar buiten liep, stonden vrienden voor het pand met een spandoek: 'Frankie go home.'

Klopt het, vraag ik Frank, dat je moeder nog begrip had voor die inval? Frank: 'Ik kan me dat haast niet voorstellen. Ik was rond die tijd net met een Tsjechische vrouw getrouwd, we hebben huilend voor de televisie gezeten. Maar misschien heeft ze zich tegen buitenstaanders anders opgesteld. Mijn ouders hadden altijd die neiging tot verklaren waarom de Sovjet-Unie zo optrad, maar dat is iets anders dan goedkeuren.'

Marxisten keuren toch niet goed, die analyseren toch vooral? Frank Hulsing: 'O, is dat zo? Zo zie je maar weer hoe weinig ik er vanaf weet.'

22 januari 1994